dinsdag 4 oktober 2022

DE LAATSTE WEEk

Dinsdag 27 september

Als we op het centrum aankomen zijn er altijd wel wat dingen te bespreken. Er is een offerte gemaakt voor de bouw van de shelter van de auto, voor grotere ramen in de kliniek en de reparatie van de ijskasten. Paul controleert de tuin en adviseert de tomaten te plukken en te dieven. Met Lydia overleggen we hoe we ons de vergadering met staf en bestuur voorstellen.

Faith, lid van het bestuur namens Sacabusola, een van de drie dorpen van Makenke, staat er geduldig bij. Zij neemt ons deze morgen mee op toer naar haar dorp. Vol trots toont ze ons daar verschillende backyards en varkenshokken en we sjouwen tussen de hutten en huisjes door, uitbundig begroet door bewoners en kinderen. Het valt op dat er in dit deel van Makenke veel nieuwe huizen gebouwd worden, grotere huizen ook en het aantal winkeltjes is verdubbeld.

We ontmoeten William, die in de eerste jaren in het bestuur zat en hij informeert ons over de gang van zaken in het bestuur waar hij het niet altijd mee eens is, maar hij is er ook trots op dat tientallen inwoners van zijn dorp, dankzij KisoBOKa een beter leven hebben gekregen.

We maken een lange tocht naar een dal, waar Faith samen met een dertigtal vrouwen een coöperatie heeft opgericht, die samen een tuin beheren. In het dal is het wat moerassig dus alles groeit volop. De klim naar boven, waar de auto staat, kost me veel moeite en ik ben blij als we in het begin van de middag weer op het centrum zijn.

 
                                                    

Tijd om te rusten is er niet. We hebben een ontmoeting met de ‘teenager moeders’. Ze druppelen langzaam aan binnen, met de baby’s aan de borst of op de rug. De meesten zijn 16-17 jaar en met name in coronatijd zwanger geworden. De meesten moesten daardoor het huis verlaten. Ze noemen ons ‘mislukkelingen’ vertelt Akello emotioneel; ze behandelen ons als prostituees. Een aantal heeft het geluk dat ze door een oom of tante worden opgevangen en sommigen volgen op het centrum de opleiding naaien of haarverzorging. Ze komen regelmatig op het centrum bij elkaar om ervaringen uit te wisselen en elkaar te ondersteunen. Ze hebben onlangs een associatie opgericht en willen dat het centrum hen ondersteunt met een ruimte bieden waar ze samen kaarsen kunnen maken of zeep kunnen produceren. We zijn geruime tijd met hen in gesprek en ze doen aan het eind van het gesprek een dansje voor ons.

Als we daarna nog even de cursus haarverzorging bezoeken treffen we enkelen van hen daar weer aan. Ze bieden aan mijn haar te knippen of in krullen te zetten. Lijkt me niet verstandig.


Voor het donker gaat worden verlaten we de wijk.

Woensdag 28 september

Paul gaat deze morgen alleen naar het centrum. Ik blijf in ons huisje om te werken aan een observatieverslag, dat we morgen met bestuur en staf willen bespreken.

Paul verzamelt op het centrum de jongens die in de tuin werken en samen met John gaan ze naar de stad voor een bezoek aan  UWEPO TREES AND PLANTS NURSERY. In de eerste week hebben we daar al contact gelegd met de manager om naar mogelijkheden van samenwerking te zoeken. De kwekerij is uitstekend georganiseerd (o.l.v. een Canadees) en ze kweken er ontzettend veel planten en bomen en vooral de wijze waarop is voor de mannen erg leerzaam. Ze zijn dan ook erg geïnteresseerd en er worden afspraken gemaakt dat Michael, de manager de proeftuin in Makenke bezoekt en hen gaat adviseren. In ruil daarvoor wil hij graag een uitnodiging voor een stage in Wageningen.

Ze bezoeken ook nog de tuin bij het kinderziekenhuis in Jinja. Vroeger werden daar allerlei nieuwe – en geneeskundige – planten gekweekt, maar van de oude glorie is niet veel meer over.

Ik werk ondertussen aan een rapport van onze bevindingen, gebaseerd op de vele gesprekken die we hebben gehad, op wat we in de dorpen gehoord hebben en wat we met eigen ogen hebben gezien. Het rapport bestaat uit drie onderdelen: organisatie en management, de activiteiten en de gemeenschap. Als Paul rond 14.00 uur arriveert is het concept klaar.

In de middag bezoeken we Aulira, de dochter van Alba, een Italiaanse dame met wie we in onze tijd veel contact hadden. Ze runde een cateringschool en haar leerlingen waren zeer geliefd en gewild bij restaurants in heel Uganda. Ze had er flink de wind onder en haar schelle stem overstemde het gerammel van potten en pannen.

Ze had een gasthuis – waar ook wij de laatste jaren logeerde – en haar dochter nam het enige jaren geleden over. Ze kon het echter niet bolwerken en Alba keerde terug naar Italië. Ze is ziek en dementerend en Aulira voelt zich behoorlijk in de steek gelaten. In het rappe Italiengels vertelt ze over haar ervaringen en plannen en we komen er niet tussen om ook iets over onze ervaringen te vertellen. Daar had ze ons blijkbaar ook niet voor uitgenodigd. Maar de echte Italiaanse koffie lekker.

Die avond rond ik mijn rapport af en maak met mr. Google een vertaling.

Donderdag 29 september

De verjaardag van mijn moeder, die vandaag 110 jaar zou zijn geworden. Op haar verjaardag had ze altijd mooi weer en dat hebben wij vandaag ook. We zijn benieuwd of de stemming ook zonnig blijft, want we hebben toch wel wat niet malse kritiek.

Ze zijn al verrast door de tafelopstelling: geen lange vergadertafel maar 4 tafeltjes, met een strikte tafelindeling: aan iedere tafel 2 bestuursleden, een staflid en een docent. Mr. Okello moest duidelijk zijn plek even vinden.

In 3 delen, lees ik mijn rapport voor, waarbij in het eerste deel vooral de observaties ‘bestuur en staf vormen geen team’ – ‘bestuur en staf dienen verschillende belangen’ – ‘60% organisatiekosten en slecht 40% activiteiten is onaanvaardbaar’ en ‘het centrum is niet van het bestuur, maar van de gemeenschap’ hard aankwamen en veel discussie opriepen. Daarbij viel op dat voor het eerst bestuur en staf samen discussieerden en uit de latere rapportage bleek dat enkele bestuursleden daar toch duidelijk moeite mee hadden.



In deel twee kwamen de observaties ‘het centrum staat voor 90% leeg’-  ‘meer activiteiten nodig die geld opbrengen’- meer informele activiteiten waardoor het centrum echt een ontmoetingscentrum wordt’- minder donorafhankelijkheid’ – ‘meer aandacht voor jongeren en vrouwen’ – ‘prioriteit voor hygiëne en betere gezondheidszorg (ook door betere voeding) redelijk goed aan en vanuit de diverse groepjes, kwamen aanvullende suggesties en uitvoeringsplannen.

Deel drie was het lastigs. Observaties als ‘Kimasa is geen gemeenschap’ – ‘spreek je eigen regering en leiders aan en niet de mzugu’s’ – ‘het centrum kan niet het kantoor van de LC1 zijn’ – ‘durf risico te nemen maar ook zelf de gevolgen te dragen’- als NL zijn steun afbouwt, wat denk je zelf te kunnen doen’ – ‘is de organisatie klaar voor nieuwe vrijwilligers’ riepen instemming en onmacht op en dat laatste vooral ingegeven door de overal in Afrika heersende angst voor het gezag (en daarmee wellicht ook wel voor ons).

De gesprekken in de kleine groepjes verliepen geanimeerd en vooral de stafleden en docenten voelden zich gesteund door onze observaties. We kondigen aan die ook thuis nog te bediscussiëren en eind oktober met een eindrapport te komen en ze nemen onze oproep aan e.e.a. te verwerken in een nieuw werkplan voor 2023.

Er worden daarna nog over en weer woorden van waardering en dank uitgesproken en er wordt nog wat informeel nagepraat. Er worden nog wat afsluitende afspraken gemaakt en met enige emotie wordt er afscheid genomen. Dat afscheid is voor enkele bestuursleden minder enthousiast dan ons welkom enkele weken terug. We gaan zien wat het gaat opleveren.

Later die middag brengen we nog een bezoek aan Thomas Mawanda. Hij was de principal van de school, waarnaast we de eerste jaren woonden. Hij was onze gids in de eerste jaren in Jinja. Hij werd lid van het eerste bestuur en later voorzitter van het bestuur. Toen er een vacature voor een manager kwam, solliciteerde hij naar die functie en werd aangesteld. Mr. Okello volgde hem op als voorzitter.

Zijn carrière als manager was geen succes. Hij bleek meer oog te hebben voor zijn persoonlijke belangen dan voor de belangen van de organisatie en de gemeenschap. Na een fiks fraudegeval werd hij op staande voet ontslagen.

Nu zit hij, een beetje energieloos, al jaren thuis in een nog niet afgebouwd huis. Hij komt moeizaam de dagen door en moet leven van het inkomen van zijn vrouw. Met vier kinderen een forse klus om daarvan rond te komen. Daarom vandaag geen maaltijd alleen maar koffie. Het gesprek blijft oppervlakkig, over de toestand in de wereld en die van Uganda in het bijzonder. Hij vermijdt het gesprek over KisoBOKa. Is er ‘nog wel eens lang gewandeld’.

We hebben ook zelf, na de intense ochtendzitting, niet meer de puf om er meer van te maken. ‘We stay friends’, zegt hij bij het afscheid.

Vrijdag 30 september

Een dag zonder programma en we genieten wat van de tuin en ordenen onze spullen. We kijken wat rond bij de andere huisjes op het terrein en maken met Fleur, de beheerster, afspraken voor de ontmoeting die middag.

Ook in onze tijd werden er af en toe ‘ontmoetingen met Nederlanders in Jinja’ georganiseerd. Veelal door pater Gerard Picavet, vaak bij zijn landhuis enkele kilometers van de stad en vaak met oudhollandse spelletjes. Pater Picavet overleed enkele jaren geleden.

Er is nu met enige regelmaat een VMB, een Vrijdag Middag Borrel waar de Nederlanders in Jinja elkaar ontmoeten in een eetgelegenheid in de stad. De Nederlandse gemeenschap in Jinja is de laatste jaren enorm toegenomen en het lijkt ons leuk een aantal daarvan te ontmoeten. Er zijn er die middag een man/vrouw of twintig en er lopen nog een flink aantal kinderen rond. Eigenlijk kennen we alleen Suzan nog, die door Missie & Jongeren is uitgezonden en enkele jaren na ons naar Jinja kwam en een eigen project startte om kinderen op te vangen. Inmiddels met een Ugandees getrouwd en vier kinderen.

Met de een hebben we meer contact dan met de andere en we moeten weer op tijd naar huis, want we zijn samen met Fleur gekomen en haar Nederlandse vriendin die net een baby heeft en die moet op tijd gevoed en naar bed.

Zaterdag 1 oktober

De laatste ontmoeting. Die gisteren nog tot stand gekomen is. We hebben om 10.00 uur een afspraak met Ibrahim, een vroegere collega van Paul in de tijd dat hij nog met straatkinderen werkte.

We ontmoeten hem in een bijna lege hal ergens in de stad waar hij in een spraakval van woorden zijn  plannen uiteenzet over de opvang van drugsverslaafde jongeren. Grootse plannen en we horen het geduldig aan. We weten waar het op uit zal draaien. We maken hem duidelijk dat we aan het afbouwen zijn en dat onze zakken bijna leeg zijn. No problem.

Nog wat uitwisseling over oude bekenden en dan maken we hem duidelijk dat we nog een druk programma hebben, deze laatste dag en gaan koffiedrinken op een rustige plek in de stad.

We doen nog wat boodschappen in de stad en ordenen thuis gekomen onze koffers. We hebben nog maar de helft van het gewicht waarmee we gekomen zijn.

Die avond eten we bij ‘Salt and Pepper’ ons voorlopig laatste avondmaal in Jinja.

Zondag 2 oktober

Bij het afgesproken tankstation in de stad ontmoeten we het afscheidscomité. ‘Onze’ jongens willen ons graag vergezellen naar Entebbe. In de auto hebben we nog een heftige discussie met de mannen over de toekomst van KisoBOKa en daar zijn de meningen nogal over verdeeld.

Na ruim tweeënhalf uur bereiken we de hoofdstad en dankzij de nieuwe rondweg zijn we snel de stad uit en de nieuwe tolweg brengt ons in nog geen uur in Bugali, waar Willemien woont.

Aan de oever van het Victoriameer bespreken we wie het eerst gaat huilen.


v.l.n.r. Bakali, Mukadas, Uncle Paul, Harid, Mr. William en Fred

Een uur later nemen we afscheid en zingen ‘We meet again…’

We blijven nog enkele dagen hierop deze prachtige plek. Halen herinneringen op aan onze onlangs overleden goede vriend Maarten, spelen enkele potjes ‘duizenden’, eten en drinken goed en sluiten ons verblijf in Jinja af.

Vanavond nog even eten bij Via-Via in Entebbe en dan zet Willemien ons af op Entebbe Airport. Morgenvroeg haalt Jan ons af op Brussel Airport.

De oude Willem is weer thuis.



vrijdag 30 september 2022

DE DERDE WEEK

 

Maandag 19 september

Het is een vreemde gewaarwording als we deze morgen in onze oude bus naar Mafibura rijden. Bij ons vertrek hebben we onze oude Toyota Costumer op het Centrum achtergelaten en hij heeft daar nog enkele jaren goede diensten bewezen. Vooral tijdens de noodacties i.v.m. Corona geeft hij vele balen meel en mais vervoerd maar het laatste jaar raakte hij ‘op’ en was vervanging noodzakelijk. Hij is verkocht en hij is nu weer bij Fred in onderhoud, die hem af en toe gebruikt. En nu aan ons in bruikleen geeft nu de nieuwe auto van het centrum een reparatie moet ondergaan.

Harid

We zijn op weg naar Harid, die we al kennen vanaf 2007 toen Paul werkzaam was met straatjongeren in het centrum van Jinja. Harid was niet echt een straatjongen; hij werkte als leerling meubelmaker in dezelfde straat en vond het leuk om aan de activiteiten deel te nemen die aan de straatjongeren werden aangeboden. Hij voelde zich op een bepaalde manier verwant en hij sprak goed Engels. Toen we in 2008 begonnen met het aanbieden van een stadswandeling voor toeristen om ‘de andere kant van Jinja’ te leren kennen, bood Harid zich aan als tolk mee te gaan. Voor al onze vrijwilligers – dat waren er in de loop der jaren meer dan 200 -  was de ‘Citytour’ een verplicht onderdeel van hun introductie. Maar we kregen ook aanvragen van andere bezoekers die wel eens wat anders wilden zien dan de Bugangaliwatervallen en andere toeristische attracties. Onze Citytour  ging naar de plekken waar de straatjongens rondhingen, waar ze snoven, naar de witchdokters, naar de markt en er was zelfs een uitgebreide versie die ook naar de slums ging. De toer was in enkele reisgidsen opgenomen en bracht elke maand een leuk bedrag in het laatje. En bijna altijd was Harid erbij en hij nam de coördinatie van dat projectje over en hij hield met veel van de bezoekers contact.

Na ons vertrek startte hij een eigen organisatie met een verwante naam: BULIKIMU TUSOBOLA . Waar Bulikimu KisoBOKa ‘alles is mogelijk’ betekent, is de vertaling van zijn organisatie ‘alles kan’. What’s in a name?

Hij ging zich ontfermen over kansloze jongeren, gaf ze een opleiding tot timmerman en begon een fondsje om weeskinderen te ondersteunen met schoolgeld. Vooral veel bezoekers uit België waren hem gunstig gezind en inmiddels heeft hij een goedlopende CBO (Community Based Organisation).

Harid is een hardwerkende en ambitieuze jongen en hij bracht samen met Fred in 2018 een bezoek aan Nederland. Hij bezocht toen ook zijn sponsors in België. Daarna werden zijn plannen nog ambitieuzer en hij opende een nieuwe timmerwerkplaats in Mafubira. Aan de overkant van de weg huurde hij een nieuwe ruimte om cursussen naaien en hairdressing te geven en hij heeft een stuk grond gekocht om een eigen centrum op te richten.


 

Als we de straat oversteken naar zin cursusruimte worden we vanuit de verte door iemand achterop een boda-boda toegeroepen: ‘Uncle Paul, Mister William’. Aan de rand van de drukke verkeersweg hebben we een emotionele ontmoeting met Godfrey. Hij was op weg naar de stad, herkende onze oude auto, ving een glimp op van Uncle Paul en gaf de boda-boda-rijder onmiddellijk de opdracht te keren en op zoek te gaan naar die auto. En zo zag hij ons de straat oversteken.

Godfrey was een van de straatjongeren, die bijzondere aandacht trok door een verlamming aan zijn linkerbeen. Met een kruk sleepte hij zichzelf door het leven, maar hij wilde ook echt iets van het leven maken. Hij wilde loodgieter worden en we hebben hem de kans geboden een opleiding te volgen aan Nile Vocational, die hij met succes afrondde. Als we thuis een loodgietersklusje hadden, belden we Godfrey en hij deel een groot deel van het loodgieterswerk aan het centrum toen dat in 2014 gebouwd werd. Daarna verloren we het contact en opeens is het er en we praten in snel tempo bij: hij is nog steeds loodgieter, kan er aardig van bestaan, is inmiddels getrouwd – we kregen nog de uitnodiging voor zijn bruiloft – en heeft drie kinderen. Hij is ons eeuwig dankbaar! We spreken af hem nog een keer op te zoeken als daar nog tijd voor is.

Terug naar Harid, die ongeduldig staat te wachten want hij wil ons graag zijn droom laten zien. We hebben Harid in de afgelopen jaren op verschillende manieren ondersteund maar hem ook duidelijk gemaakt dat onze middelen opraken en dat we zeker geen geld kunnen stoppen in nóg een centrum.

Dat blijkt met de auto alleen via een hele omweg te bereiken en de fundamenten zijn al gelegd. Een lokaal met vier klassen en dan moet er ook nog elektriciteit komen en water en geld voor de leraren… hij blijft maar hoopvol en enthousiast vertellen. We vragen hem zijn droom maar eens op papier te zetten en dat we met hem op zoek zullen gaan naar mogelijke fondsen.

 In de loop van de middag keren we terug naar huis en rusten wat.

Omdat het de laatste avond is met Jan en Rita gaan we uit eten in de stad. Al in onze tijd was ‘Two Friends’ het beste restaurant van de stad, geëxploiteerd door twee vrienden, maar die hebben de zaak verkocht en nu heet het ‘All Friends’. What’s in a name?

Er is niets veranderd in al die jaren en ook de menukaart komt ons zeer vertrouwd voor. Het eten is derhalve uitstekend en ook de entourage, al worden we wel verrast door een hevige regen- en onweersbui. In enkele minuten staat de tuin blank en als je denkt dat het voorbij is, barst weer een nieuwe bui los. Tussen de buien door brengt Fred de gerepareerde auto en vertrekt hij met onze oude bus.

Dinsdag 20 september

De eerste echte vrije dag. Tijd om de was op te ruimen en te strijken. Jan en Rita pakken de koffers en regen 11.30 uur zijn Fred en Mukadas er om hen naar Entebbe te brengen. Ze willen er op tijd zijn, zodat ze met de mannen nog een hapje kunnen eten en die voor het donker weer in Jinja kunnen zijn. Het eerste lukt en Jan en Rita genieten in de tuin van ViaVia Guesthouse dat hen later naar het vliegveld zal brengen. Ze vertrekken om 23.30 naar Brussel, waar ze morgenochtend aankomen.

Het andere onderdeel van het plan lukt niet. Fred komt op het onzalige idee ‘een vriend in Kampala te bezoeken’. Daar waar ze om 19.00 uur hoopten weer thuis te zijn, melden ze tegen die tijd dat ze muurvast zaten in de files in de hoofdstad. De vriend was niet thuis en zij ook nog lange niet. Als we na tienen echt ongerust beginnen te worden meldt Mukadas dat het te laat wordt om de auto terug te brengen en dat hij voorstelt eerst Fred naar huis te brengen en dat hij de auto meeneemt en morgen weer aflevert. Goed plan.

Woensdag 21 september

Vandaag bezoeken we de kliniek en spreken de oude zuster die hier al jaren komt en samen met de dokter tientallen patiënten ontvangt en van medicijnen voorziet. In tegenstelling met wat we verwacht hadden is de zuster helemaal niet zo blij met het nieuwe gebouw. Er zijn te weinig ramen, er is te weinig ventilatie, de bankjes zijn te laag en er is te weinig privacy. Ze blijkt helemaal niet bij de plannen betrokken te zijn. We beloven haar dat we in overleg gaan haar grieven op te lossen.

Daarover spreken we die morgen met Mr. Okello, de voorzitter en met hem bespreken we wat ons tot nu toe is opgevallen en vooral hoe hij de toekomst ziet. Het gesprek verloopt moeizaam, want Okello schiet voortdurend in de verdediging en wil graag alle incidenten bespreken en uitleggen. We krijgen er ook niet goed vat op of hij door heeft wat de ‘exit’ gaat betekenen. We krijgen de indruk dat hij denkt dat het wel overwaait.

Paul voelt zich deze morgen niet erg lekker en we besluiten een malariatest te laten doen in het nabij gelegen ziekenhuis. Dat gaat even duren, maar de test is negatief. Geruststellende gedachte, maar we nemen toch maar een kleine middagbreak voor we weer terugkeren naar Makenke voor een bezoek aan Bakali.

Die staat trots op het stukje land dat we voor hem gekocht hebben toen we weggingen en in en rond het huis hebben zich tientallen kinderen verzameld. Eerst hangen ze nieuwsgierig om ons heen, maar al snel vinden ze hun eigen weg van vermaak en spelen een spel waarin de gevangenis een belangrijke rol speelt. En ondertussen halen we met Bakali en zijn vrouw herinneringen op en delen we zijn zorgen. Hij is uiterst dankbaar dat het de nieuwbouw van het centrum heeft mogen uitvoeren, maar nu zit hij weer zonder werk en moet uitkijken naar de volgende klus.

Ze hebben uitvoerig gekookt, maar niet alleen voor ons, maar ook voor de tientallen kinderen uit de buurt. Die schuiven allemaal aan op een mat op de grond en vele vingertjes graaien in de rijst en matoke. Het is een aandoenlijk tafereel.

 

 

We willen voor het donker thuiszijn en dat redden we net. We weten zeker dat we Bakali en kids de komende dagen nog wel eens tegenkomen.

Donderdag 22 september

Als we op het centrum aankomen blijkt er een groep jongeren op ons te wachten. Gisteren was er al iemand tijdens ons bezoek aan Bakali langs gekomen en had gevraagd wanneer we weer op het centrum waren. Vandaag dus, want we zouden de demonstratietuinen gaan bezoeken. Maar eerst deze demonstratie.

Waren er eerst een paar, binnen enkele minuten stroomde de grote hut vol. Het waren vooral leden van het voetbalteam, maar er kwamen er steeds meer bij. Eerst woorden van dank en dan steeds luidere protesten: waarom KisoBOKa zo weinig voor de jongeren deed? De meesten van hen werken in de brouwerijen waar ze vooral houthakken en sjouwwerk doen. Ze willen graag meer aandacht van het centrum, willen dat ze een ruimte krijgen en er is ook nog een hoop onvrede over het voetbaltoernooi. We halen John, de social worker erbij en die krijgt eerst de wind van voren en de emoties lopen flink op, zeker als een halfdronken praatjesmaker steeds maar het woord wil. Na verloop van tijd kalmeren de gevoelens en er worden afspraken gemaakt dat John volgende week met een delegatie van de jongens gaat kijken wat er mogelijk is.

Als teken dat 'we together' zijn, laar Paul ze de handen op de tafel leggen. Een mooi symbool dat ze begrijpen.


We gaan de wijk in om te kijken waar onderdelen van de demonstratietuin zijn. Een deel is op het centrum en andere delen zijn bij mensen thuis, juist om te laten zien dat het overal mogelijk is. Zo treffen we bij Mozes in de achtertuin een uitstekende kwekerij aan waar hij uiterst zorgvuldig planten stekt en wateringssystemen uitprobeert. Op een andere plek zien we hoe de varkens op een uitstekende manier verzorgt worden en de vrouw vertelt vol trots dat ze al 2 keer een big naar het centrum heeft teruggebracht. Want dat is de deal: ze krijgen een eerste varken en moeten dan bij de geboorte van nieuwe biggen er een afstaan aan het centrum, die dan weer wordt doorgegeven aan een andere deelnemer. Het project loopt niet vlekkeloos want er worden varkens gestolen – natuurlijk altijd die van KisoBOKa – er gaan varkens dood en er wordt ook nog wel eens een varken verkocht ‘omdat we anders niet te eten hebben’.

 







Het is een interessante maar uiterst vermoeibare tocht door al die kleine paadjes, bergje op, bergje af en dan vaak hele stukken in de brandende zon. En op veel momenten praatjes en kletsjes en ik ben blij als me bij het bezoek aan de oude dadja een stoel wordt aangeboden. Ze woont achter het huisje waar vroeger de  jongens zaten en Paul kwam haar bijna dagelijks tegen.

                                      

In de namiddag gaan we naar de wat grotere tuin in het drassiger deel van Makenke. Daar treffen we opnieuw Mr. Okello nu werkend op zijn eigen veld. We kennen hem bijna niet terug en zien eerder een guerrillastrijder dan de burgemeester. Hij is druk aan het hakken want in de regentijd moet er geplant worden.

                                         

De collectieve tuin ziet er goed uit, de varkensstal in aanbouw minder. De aannemer had de opdracht niet goed begrepen. We adviseren Bakali de stal te laten afbouwen.

Laat in de middag zijn we pas weer thuis: voldaan en moe.

Vrijdag 23 september.

Het is onze laatste dag in Njeru en we pakken de koffers. Ik wil de blog afmaken en de foto’s plaatsen. Dat mislukt; de stroom is onstabiel. Dan maar opnieuw proberen …. in Kenia.

We moeten langs het centrum om de autopapieren op te halen. Daar wacht Mukadas en we zijn in goed 3 uur aan de grens in Busia. Het invoeren van de auto, het regelen van een verzekering voor Kenia en onze eigen check ups kost ons ruim een uur, maar dan kunnen we op weg naar het dorp van Kizito.

Onmiddellijk na de grensovergang vallen de verschillen tussen beide landen op. Kenia is veel schoner, de velden en huizen zijn veel beter verzorgd en er is minder chaos in het verkeer. Er is ook veel meer politiecontrole. Tussen Busia en Kisumu (115 kilometer) zijn er 10 controles. Die stelt overigens niet zoveel voor want meestal vragen ze alleen maar hoe het met ons gaat. We worden 5 x aangehouden.

Kizito

We hebben Kizito voor het eerst ontmoet in 1981 tijdens onze rondreis door een aantal Afrikaanse landen. In Kenia kwamen we terecht bij de al eerder vernoemde pater Hans Burgman. Hij had een project – Pandipieri, hetgeen ‘achterwerk’ betekent – in de slums van Kisimu. Kizito was zijn catechist, die met zijn vrouw Mary in een klein huisje op de compound woonde. Hij zat daar meestal rozenkransen te maken. Niet zomaar als tijdverblijf maar hij had altijd mensen om zich heen, hoorde van alle kanten de verhalen en hij was een meester in het vertellen van verhalen over de tradities van de Luo, de stam waartoe hij behoorde. Hij was daarmee zeker de belangrijkste gids voor pater Hans.

We zijn diverse keren op het project terug geweest en het werd later een project waar veel jongeren van Missie & Jongeren naar toe gingen. We gingen er twee keer met een groepsreis naar toe.

Paul liep met Kizito, Mary en vele andere bekenden, wekenlang de oude missionarissenroute van Kampala (via Jinja) naar Kisumu en in de loop der jaren is er een vriendschapsband opgebouwd. Hij bezocht ons in Nederland en in Jinja en ook wij bezochten hem al enkele keren op zijn liefelijke compound aan de rand van de snelweg, waar hij sinds zijn pensionering woont. Hij is nu 75 en werkt nog dagelijks van 6 uur in de morgen tot 10 uur op het veld. Op zijn compound lopen kippen, eenden, varkens, geiten, schapen en op de velden staan groentes en granen, zodat hij volledig zelfvoorzienend is. En behalve dat vee lopen en leven er veel kinderen en kleinkinderen; we zitten die avond met 12 man/vrouw aan tafel en delen ervaringen, waarbij de onlangs overleden pater Hans vele malen voorbij komt. Aan sjoelen komen we die avond niet meer toe, want na het tweede glaasje Baily’s – we wisten dat dat zijn favoriete drankje was – valt Kizito in slaap en dat voorbeeld volgen we maar.


Zaterdag 24 september

 We moeten Kizito uit de tuin halen om ‘gedag’ te zeggen en vertrekken rond 10 uur naar Kisumu, waar we om 12 uur hebben afgesproken bij de kerk van Millimani, de oude parochie van father Hans. Daar ontmoeten we Molly die ons meeneemt naar haar huisje, waar we de komende dagen zullen verblijven.




In de loop van de middag komen alle andere leden van de vriendengroep binnenlopen. Twee hebben er afgezegd. De anderen 10 zijn er allemaal en er wordt die middag heel wat afgekletst ook onderling, want de meesten wonen verspreid over de stad en sommigen hebben elkaar al maanden niet meer gezien. Herinneringen worden opgehaald, aan de voettocht, aan hun bezoek aan Nederland – ze waren hier tijdens de Wereldjongerendagen in Keulen in 2005 – en uiteraard aan father Hans en Kizito en Mary.

We eten ergens aan de oever van het Victoriameer een voortreffelijke geitenstoof en daar vertelt iedereen zijn eigen verhaal en hoe het met hem of haar gaat. Van Paul, een van de oudere van de groep is 2 jaar geleden de vrouw overleden en ook Tobias is al weduwnaar. Zo horen we veel verhalen van geluk en ongeluk en veel dank en vreugde dat we gekomen zijn om hen te bezoeken.

  




De meesten willen voor het donker weer thuis zijn en beloven morgen weer langs te komen.

We hangen wat rond in de kamer bij Molly, die ‘s avonds nog een maaltijd met gebakken vis serveert. We gaan op tijd naar bed.

Zondag 25 september

We weerstaan het dringende verzoek van Molly haar te vergezellen naar de kerk. De dienst gaat zeker 2 uur duren en dat vinden we toch wel teveel van het goede. Bovendien wil Paul Mukadas graag Kisumu laten zien; hij is voor het eerst in Kenia. Ik wil graag de blog plaatsen en heb begrepen dat dat kan bij het zwembad bij het hotel naast onze verblijfsplaats.

Ook de anderen brengen de hele morgen en deel van de middag door in de kerk en pas in de loop van de middag komen er nog enkelen langs. Anderen zeggen af omdat er regen dreigt. Met de kleine groep hebben we goede gesprekken over het verleden, hoe ze gegroeid zijn, wat Hans daarin heeft betekend en ook wat de groep voor elkaar betekent.

Met Millicent, Molly en haar ‘dochter’ gaan we die avond eten bij het naast ons gelegen hotel. We worden overvallen door een hevige regen en onweersbui. We zijn goddank zo thuis.

Dat geldt ook voor de reis de volgende dag. Suzan komt nog om ons uit te zwaaien en om 9 uur vertrekken we weer richting Uganda. Maken een korte stop bij Kizito, passeren de grens aanzienlijk sneller als toen we kwamen en zijn rond 14.30 bij het huis van Mukadas, waar we kennismaken met zijn vrouw en zoontje. Hij heeft enkele jaren geleden een stuk land gekocht met een lening van de chauffeurs-associatie waar hij lid (en penningmeester) van is heeft daar een leuk huisje gebouwd. Omdat hij de bouw niet kon voltooien heeft hij een deel van de grond weer moeten verkopen en zo doet het geheel wat kaal aan. Hij zou graag dat stukje weer terugkopen om een tuintje te starten. Of we… We nodigen hem uit om maar eens met een plan te komen.

We vervolgen onze weg en trekken weer naar Buwenda, naar het Lantanahuis, waar we ook de eerste week verbleven.

Onze laatste week gaat van start.

 

Mocht u ons werk in Uganda willen steunen? Iedere bijdrage is welkom op Bankrekening: NL97 RBRB 0944 1249 92

 

 

 

 

 

zondag 25 september 2022

VERLEDEN EN TOEKOMST

 

Woensdag 14 september

Door de hevige regenval van gisteren gaat het geplande bezoek aan de kliniek in Makenke niet door. De weg is onbegaanbaar en de dokter en de zuster zijn niet gekomen. Dat is al de tweede week op rij.

We bezoeken de garage van Fred, waar we eerder al geweest zijn en hij wil ons graag de andere plekken laten zien waar hij actief is. De eerste blijkt een plaats in de buurt van de oude markt. Een plek die hij strategisch heeft gekozen in de buurt van een parkeerplaats van vrachtauto’s. In een kleine bovenetage biedt hij de service om sproeiers van de zuigers schoon te spuiten, een service waar ze anders voor naar Kampala zouden moeten. Het ziet er goed georganiseerd uit.

                                        

Dit in tegenstelling met de oude markt, een chaos van stalletjes met levende kippen, matoke en winkelvansinkeltjes en heel veel kleine eettentjes. Paul wordt weer vele malen herkend en aangesproken. Onder meer door Sebastiaan, een ex straatjongen, die hier een eetentje heeft, of liever gezegd zijn vrouw, die hij vol trots voorstelt en dan ook nog een kind. Paul feliciteert hem met zijn vooruitgang en zijn antwoord is: ‘jij leerde me verantwoordelijkheid te nemen, dus dat heb ik gedaan’. Ontroerend. 

 

Het wordt nog ontroerender als we naar Mafubira gaan. Daar bezoeken we Margret. Zij was de social werkster, die met Paul de eerste straatkinderen begeleidde in het opvanghuisje in Makenke. Een vrouw die in bomen sliep op de vlucht voor het Leger van de Heer in Noord Uganda, nadat ze door een van zijn soldaten was verkracht. Ze deelde haar verhalen over overleven en kansen pakken met de jongens en dat maakte diepe indruk. Ze heeft nu een uitstekend huis in deze wijk en een baan bij een internationale hulporganisatie. Geweldig haar weer terug te zien.

In diezelfde wijk heeft Fred een kiosk, waar hij Cd’s brandt en verkoopt en cassettebandjes. Heeft niets met zijn garagewerkzaamheden te maken, maar ‘het verdient goed’. Fred is een ondernemende man.

Nu we toch in de buurt zijn, wil ik graag nog even naar Soweto, een achterstandswijk, waar we in de eerste jaren een crèche zijn gestart. Dat was de ergste nood van de bevolking en daar hebben we in voorzien door een houten gebouw met twee klassen neer te zetten. In ieder lokaal zaten over de 60 kinderen en we vonden Indiase zusters bereid de leerkrachten te leveren. Tientallen vrijwilligers zijn er actief geweest en hoe vaak heb ik daar niet met hen ‘hoofdschouderknieenteen-ogenorenpuntjevanmijnneus ‘gezogen en gespeeld. Zoete herinnering.

De grond waarop we het schooltje bouwden was van Mamma Jane, een dikke vissersvrouw, die achter de school woonde. Elke morgen tri=ok ze om vier naar het meer om vis te kopen en om 6 uur begon ze bakken in de vette olie en ze rook altijd naar vis. Maar ze had de lekkerste van heel Jinja!

De zusters trokken zich na enkele jaren terug van de school – ze begonnen een grote lagere school – en Mamma Jane eiste de grond terug en nam de school over om er kamers in te gaan verhuren. Er werden al snel huizen om heen gebouwd en nu is de school nauwelijks te vinden.

We lopen wat verdwalend rond en weten niet beter te doen dan maar luid te vragen;: ‘Wie weet waar Mamma Jane woont?’.

Ergens gaat een raampje open; ‘Looking for Mamma Jane? She died’.

 

We moeten achterom komen en dan herkennen we de plek, waar Jane onder de boom de vis bakte. De lucht hangt er nog. Roos, de vrouw achter het raampje, is de dochter van Mamma Jane en vertelt over haar dood. Ze is in Kenia gestorven, waar ze ook vandaan kwam. Ze stierf aan diabetes en overgewicht. We halen herinneringen op en nemen ontroerd afscheid. Roos vertelt me dat in het dorp bekend is dat ‘Mr. William died in Holland some years ago’ en dan loopt hij hier zomaar rond. Suprise, suprise!

Donderdag 15 september

Vandaag staat een ontmoeting met TUSAIDIANA op het programma. Sinds enkele jaren begeleiden zij bestuur en staf en proberen zo de organisatie wat professioneler te maken en meer berekend op hun taken. Met wisselend succes en daar willen we vandaag over raten. Sharifa is al jarenlang onze vaste gesprekspartner en vandaag maken we kennis met Ivan, een collega die ook de bouw begeleid heeft. We wisselen wat ervaringen uit en komen al snel tot de conclusie dat we de koers moeten wijzigen. TUL heeft veel nadruk gelegd op management en bestuur, maar naar ons idee moet de focus gelegd worden op de staf en de gemeenschap. Het duurt even, maar uiteindelijk zijn we het daar aan het eind wel over eens. Ze schrijven binnen een maand een strategisch plan en aan het begin van de middag keren zij terug naar Kampala en wij doen boodschappen in de supermarkt in Njeru. We hebben besloten zelf te gaan koken, nadat de eerste maaltijd van de kok in ons nieuwe huis ronduit teleurstellend was. Dat doen we zelf beter!

 Vrijdag 17 september

Jan en Rita gaan vandaag met Fred naar het dorpje waar de moeder van Fred leeft. Een dorpje van enkele huisjes, ver van de bewoonde wereld op 75 km van Jinja in de buurt van het Kyogameer.

Jan en Rita hebben de tocht naar het dorpje jaren geleden helemaal gefietst – en twee dagen overgedaan – maar ook nu is het een barre tocht op een weggetje waar je nauwelijks 20 km per uur vooruit komt.

Dat komen wij ook niet op het laatste stuk naar Makenke, waar Paul mij heenbrengt voor de volgende vergadering met de staf.

We bereiken Makenke, alle keren dat we er heen gaan, via een weg die bewaakt wordt door soldaten. De weg voert langs een grote barakkenkazerne van een Ugandese eenheid van de UN vredesmacht. Het is altijd weer een sport om de barrière door te komen en Paul geniet ervan de soldaten in hun taal (Swahili is de taal van het leger) toe te spreken en grapjes te maken en het lukt elke keer weer via deze wek het ‘dorp van de warangi’ te bereiken.

Zo heet Makenke in de volksmond en bij nadering zie je de blauwe damp boven de vallei hangen. En de stank. De warangi – een soort jenever – wordt gestookt van de restafval van de suikerproductie  uit suikerriet. Die ‘melisse’ wordt in grote tonnen aangevoerd en dan in grote bakken onder zeer hoge temperatuur (van houtvuren) verstookt tot deze warangi, die wel een alcoholpercentage van 60% bereikt.

    

De regering heeft al vele malen deze illegale brouwerijen – er zijn er zo’n 50 – te verwijderen o.a. vanwege de bodemvervuiling, maar dat lukt maar niet. Reden? De meeste brouwerijen zijn in handen van hoge militairen, leden van de gemeenteraad en andere hotemetoten. Zelfs onze brave Mr. Okello heeft zijn eigen brouwerij. Geld stinkt niet.

 

De brouwerijen bieden aan honderden mensen werk. Het zijn vooral de vrouwen die stoken, de mannen die sjouwen en de jongeren die het hout kappen. Vaak tegen een dagloon van 1000 tot 2000 UGS en dat is dus nog geen kwartje of vijftig cent!

 De weg naar het centrum 


  Paul en Lydia, de spil van de organisatie

Daar rijden we dus doorheen als we op weg zijn naar het centrum, waar ik vandaag een ontmoeting heb met Lydia en John, resp. de coördinator en social worker. We praten over het gat tussen bestuur en staf, over de persoonlijke verhoudingen en vooral over wat we nu wel of niet aan rapportages verwachten. Het bestuur is daarbij heel erg ‘donorgericht’ en zo ontvangen we veel rapporten en informatie die overbodig is. We discussiëren over de wijze waarop een werkplan zou moeten ontstaan, de wijze van evalueren en het belang van contact met de doelgroep. Het is opnieuw een open en eerlijk gesprek en we maken duidelijke afspraken hoe we de papierstroom kunnen verminderen en meer essentiële zaken en ervaringen kunnen delen. Het besef dringt door dat de toekomst in hun handen is en dat de overlevingskansen van de organisatie in hun handen is.

Paul is ondertussen in de stad en scharrelt wat rond op de markt, doet boodschappen en we zijn op in de loop van de middag weer thuis. Jan en Rita keren terug van een succesvolle trip naar het dorp en we delen ervaringen en bereiden de ontmoeting voor het de lokale leiders, die morgen plaatsvindt.

Zaterdag 17 september

We hebben deze middag een belangrijke ontmoeting met de lokale leiders van de drie dorpen. Als we om 14.00 uur op het centrum aankomen is er nog niemand. Ook Mr. Okello is nog nergens te bespeuren. Langzaam druppelen de eerste vertegenwoordigers binnen: van de vrouwengroepen, van de jeugd en tenslotte de LC’s zelve. Ze spreken allemaal hun grote waardering en dank uit en dan komen de wensenlijstjes: of we ook elektriciteit kunnen aanleggen naar Kitovo en Sacabusola, of we de pitlatrine van de school niet kunnen laten leegmaken, of we de weg niet kunnen verbeteren, of we het schoolfonds niet kunnen uitbreiden, of we geen proeftuinen kunnen aanleggen in alle dorpen, of we de LC’s geen ‘allowance’ kunnen verstrekken…..

We maken ze maar snel duidelijk dat we niet zijn gekomen om uit te delen, maar te horen wat zij kunnen doen om de organisatie toekomst te bieden. Dat wij ons gaan terugtrekken en dat ‘de tieten van de mzungu opdrogen’ en dat ze nu zelf voor de melk moeten zorgen. Tot enkelen van de zeventien vertegenwoordigers dringt de boodschap door en ze dagen elkaar uit om met oplossingen te komen. Zo beloven de twee ‘burgemeesters’ van Kitovo en Sacabusola dat ze land beschikbaar gaan stellen voor de demonstratietuinen, dat ze zelf eerst eens gaan kijken wat de ouders (700 gezinnen!) zelf kunnen bijdragen aan de problemen met de latrine en er wordt overeenstemming bereikt over de oprichting van een gezamenlijk voetbalteam dat kan deelnemen aan de regionale competities.

We geven alle leiders een sleutelhanger met een symbolische sleutel (door Paul vakkundig uit een kartonnen doos geknipt) van het centrum met de aankondiging dat het centrum van hun is en dat het aan hen is er iets van te maken. Aan het eind van de middag lijken ze enthousiast en we leggen ze uit dat er binnenkort verkiezingen komen voor een nieuw bestuur en dat ze daarmee de kans krijgen ook werkelijk aan de veranderingen vorm te geven.

Zondag 18 september

We besluiten een kijkje te gaan nemen in ons oude dorp, waar we 3 jaar gewoond hebben: Bukaya. Het dorp ligt net als Njeru aan de andere kant van de Nijl en op het eerste gezicht is er niet zoveel veranderd. Er zijn huizen bijgekomen, maar in de ‘hoofdstraat’ is er niets veranderd; nog steeds dezelfde barretjes en chaos aan winkeltjes, nog steeds dezelfde gaten in de weg.

We gaan op zoek naar Mirabu, die jarenlang bij ons de huishouding deed en die ik elke dag een nieuw recept leerde, wat ze geduldig opschreef in een schriftje. Daar is ze me nog steeds dankbaar voor en als we haar ontmoeten verteld ze vol trots dat ze nu ‘chef-kok’ is in de keuken van een grote school.

We drinken wat bij het King Fisher resort, kopen in de stad wat souvenirs en keren op tijd naar huis om te koken voor hoog bezoek.

Enige dagen daarvoor heeft Fred ons op de hoogte gebracht van het feit dat hij een vriendin heeft én een zoon. We zijn totaal verrast want hij heeft altijd volgehouden dat hij daar geen tijd voor had en eerst voor zijn moeder en zussen wilde zorgen, maar door corona….

Zijn vriendin, Brenda, blijkt een spontane en energieke vrouw die zich al snel thuis voelt en aangeeft hoe ze Fred probeert te ondersteunen. Ze werkt zelf in een kapperszaak en ze is blij dat Fred in haar familie is geaccepteerd, maar hij is er nog steeds niet geïntroduceerd en daarom kunnen ze nog niet samenwonen. Fred ziet daarom zijn zoontje slechts één keer in de twee maanden.

Dat zoontje, Jeremia John, vindt in eerste instantie die blanken maar niks. Hij ziet ze voor het eerst in zijn leven en dan nog vier tegelijk! Hij blèrt de hele buurt bij elkaar maar na een half uur is hij er aan gewend en durft hij het aan toenadering te zoeken. Je ziet bij Jan de grootvadergevoelens opborrelen en hij beleeft ontroerende momenten.



                                             

Paul en Rita hebben een feestmaal bereid en daar genieten we van. Het is een ware familie bijeenkomst en een waardevolle afsluiting voor Jan en Rita, die over twee dagen al weer terug gaan naar Nederland.

Morgen bezoeken we nog het project van Harid in Mafubira.

Deze week staan nog gesprekken met Mr. Okello op het programma, bezoeken aan de twee dorpen en de demonstratietuin en in het weekend gaan we naar Kenia.

Daar zijn we ondertussen en we hebben hier weer een goede internetverbinding.

Maandag zijn we weer terug in Uganda en begin volgende week de volgende blog. Helaas, is aankondiging via FACEBOOk dan weer niet mogelijk want Facebook is in Uganda illegaal. Dus zelf even    cjecken of op 'volgers'drukken.

Groet en liefs.             .

 

 

 

 

 

zondag 18 september 2022

WELCOME BACK - WELCOME HOME

 

WELCOME BACK- WELCOME HOME

We hebben het de afgelopen twee dagen al zo vaak gehoord. We verwonderen ons erover dat mensen, na jaren, onze gezichten nog herkennen en zelfs het liedje nog kenden dat ik hen jaren geleden heb geleerd: een simpel kinderliedje.

We krijgen ook zelf het gevoel weer thuis te zijn. Niet alleen door te voelen, ook door te ruiken: de geur van de donkerrode aarde, de indringende stank van de jeneverstokerijen, de luchtjes van geiten en varkens.

Vrijdag 9 september

In de stad ruikt het heel anders: de bijna zwarte damp van vrachtwagens, de overvloedige blauwe rook van de tientallen taxibusjes en de alom aanwezige smog van de honderden boda-boda’s. Ze staan bijna om de tien meter – ze betalen voor de staanplaats – en de onderlinge concurrentie is groot. Ze vervoeren niet alleen passagiers op deze motortjes, soms wel 3 passagiers achterop, maar ook veel koopwaar en hele hokken met levende kippen.

En dan heb je nog buiten de motorische walmuitwasemingen, de stank van het huisvuil, de afvalberg voor de markt en met deze hevige regenvallen de overstromende riolen.

Al die taferelen zien we op deze morgen als voor het eerst naar de stad gaan. Pardon? Sinds 2020  is Jinja geen stad (town) meer maar een CITY. Een kwalificatie waar de bijna 100.000 inwoners trots op zijn. Behalve de indrukwekkende brug over de Nijl, is er echter aan het stadsbeeld niet zo veel veranderd: er zijn enkele hele grote (en lelijke) gebouwen bijgekomen, maar de gaten in de weg zijn nog niet verdwenen. Er zijn veel horecatentjes – waar veel toeristen kwamen – door Corona verdwenen en het aantal kleine winkeltjes, die bijna allemaal hetzelfde verkopen, is enorm toegenomen.



We zijn in de stad om een router te kopen voor toegang tot het internet en telefoonkaarten. Dat eerste gaat vrij snel, het tweede duurt bijna 2 uur. Er moeten paspoorten getoond worden, foto’s gemaakt en veel papieren ingevuld. Die moeten verstuurd worden, maar dan valt de verbinding weer weg of het papier waait weg of er komt een dringende klant… we zitten maar rustig op de stoep en wachten af: we zijn weer thuis.

Aan het eind van de ochtend bezoeken we de SCHOON (ja echt Nederlands!) van Fred, ergens aan de spoorlijn, net buiten het centrum. We ontmoeten een drietal ex-straatjongens, die Fred hier een mogelijkheid geeft om stage te lopen of iets van het vak te leren, zodat ze straks kans hebben op een baan. Het past in het portret dat we eerder van Fred gaven en zijn best onder de indruk.

 

We lunchen in een van de nieuwe eettentjes en wandelen die middag langs de souvenirwinkeltjes, waar Paul weer op vele plaatsen erkend wordt en uitbundig begroet. Zelfs vanuit voorbij trekkende auto’s of de overkant wordt toegeroepen: welkom terug.

Op de terugweg, aan de rand van de stad, kopen we een boompje dat we morgen, bij de heropening zullen aanbieden. Ergens halverwege onze plek en de stad eten we die avond wat.

Zaterdag 10 september.

Als we om 09.30 bij het centrum aankomen – de ceremonie gaat om 10.00 uur beginnen – is er nog niets te doen. Er zitten enkele, fraai uitgedoste dames  op de meer dan 200 stoelen onder drie grote tenten. Een van die tenten is voor de eregasten; wij op de eerste rij.                                              

                               

We kijken wat er gaat gebeuren. Niks dus, als wat op en neer lopende bestuursleden en nog meer vrolijk rondhuppelende kinderen, die vanaf veilige afstand de ‘mzugu’s’ toezwaaien. Af en toe komt een bekende op ons af en worden we hartelijk begroet.

Na een uur komt Harid de nieuwe meubels voor de kliniek brengen, dus die zijn mooi op tijd.

 


Achter het centrum zijn een vijftal vrouwen, in de tuin de maaltijd aan het bereiden. De koe ligt in stukjes al uren te koken en ook alle andere potten maken pruttelende geluiden.

Om 11.00 uur meldt Mr. Okello dat de eregast – een lid van het Ugandese Parlement – ‘onderweg’ is en een andere eregast geen vervoer heeft en of Paul die even wil gaan halen in een dorp op 10 km. afstand. Er komen steeds meer gasten het terrein op geparadeerd maar van enig begin is nog geen sprake. De eregast schijnt ‘in aantocht’ te zijn en die andere, die Paul op zou halen, bleek toch al vertrokken te zijn. Ondertussen wordt er voortdurend geknutseld aan de geluidsinstallatie en bereiken de meest afschuwelijke piepen en knallen onze oren en dat allemaal tussen de ratelende woorden van de ceremoniemeester, die inmiddels 15 keer heeft uitgelegd waarom we hier bijeen zijn, ons al 10 keer de hemel in heeft geprezen en ons als maar verzekerd dat het ‘zo gaat gebeuren: de guest of honor heeft Makenke al bereikt!

Om 12.15 start de ceremonie; de tenten zijn voor driekwart vol. Een opening met gebed en dan de drie volksliederen. Het Ugandese volkslied, het volkslied van de Busoga en dan het Wilhelmus. Om dat ten gehore te brengen worden wij uitgenodigd en we zingen het uit volle borst en krijgen luid applaus.

Dan volgt een serie toespraken van alle uitgenodigde politici en eregasten. Veelal dubbel want het moet allemaal vertaald worden van Engels in Lusoga of andersom. Stonden er vier sprekers op het programma; het worden er tien. Maar ondertussen zijn er ook verrassende onderbrekingen, die niet op het programma stonden: een flitsend optreden van enkele streetdancers, dat ons totaal overrompeld. Vrouwen uit de wijk dansen met uitbundige sprongetjes en gillende stemmen; kinderen van de lagere school beelden een imponerend gedicht uit met de titel ‘kisoboka’ en een andere groep voert een toneelstukje op. Er treden lokale zangers op en al daarmee worden de saaie woorden van de sprekers verzacht.

 


 



Vier van ‘onze jongens’ willen een verhaal houden over hun erkentelijkheid voor ons, maar al bij de derde zin, als Harid op z’n knieën valt van dankbaarheid, overmannen hem de emoties zozeer dat hij huilend wordt afgevoerd. Voor ons het hoogtepunt!

Dat was de speech van de voorzitter Mr. Okello zeker niet. Een saaie opsomming van alles wat we in 10 jaar gedaan hadden en gedurende de 10 minuten dat zijn verhaal duurde, nam het rumoer toe. Dat weer afnam toen de hoofdonderwijzeres van de lagere school het woord kreeg, die de gelegenheid te baat nam om de MP (Member of Parlement) eens klip en klaar te vertellen wat er allemaal mis was op haar school en waar de regering voor verantwoordelijk was. Zo als geen gescheiden toiletten voor jongens en meisjes, geen lerarenkamer, onvoldoende middelen voor lunch voor de kinderen. Uiteraard kreeg ze veel bijval.

Na ruim 3 uur, krijgt Paul het woord. Hij had zich voorgenomen het kort te houden en maakt het door de omstandigheden nog korter. Ook hij richt zich tot de MP en andere lokale leiders: ‘Na 15 jaar KisoBOKa is het nu aan jullie om dit centrum en de activiteiten van deze organisatie over te nemen en te laten voortbestaan! Hij reikt het boompje uit en zegt overweldigd te zijn door de grote belangstelling uit de wijk. Het aantal bezoekers is opgelopen tot bijna 300.

 


Die horen de MP en een lid van de gemeenteraad van Jinja lovende woorden zeggen over KisoBOKa en de gemeenschap, toezeggingen doen en een dringend beroep doen op ons hen niet in de steek te laten. Het zijn echte politici en hun verhalen zijn niet saai, vaak onderbroken door applaus en gegil.

 Het hoogtepunt moet nog komen. Daarvoor zijn we tenslotte gekomen: de opening van het nieuwe gebouw. Tussen alle speeches door heeft de staf daar linten en rozetten aangebracht. De meest prominenten moeten de opening verrichten: de MP, het gemeenteraadslid, Mr. Okello, voorzitter van Kimasa BOKashi (de nieuwe naam voor KisoBOKa in Jinja) en Mr. Paul, voorzitter van KisoBOKa Nederland. Ze hanteren de schaar in een krachtig quartet en die daad wordt gevolgd door een staande dans van de hele menigte, die duurt tot de korte rondgang voorbij is.


 

Maar dan zijn we er nog lang niet. Na opnieuw een spectaculair optreden van een van de dansgroep volgt de prijsuitreiking van het gehouden voetbaltoernooi. Paul reikt de shirtjes en broekjes uit, die wekregen van Olympia uit Boxmeer en ballen voor de winnaars van beide toernooien (er was ook een damescompetitie).

 

Dan moeten tientallen meiden (en één) jongen hun diploma in ontvangst nemen van een afgesloten cursus kledingmaken of haarverzorging. Uitgereikt door drie prominenten; daar kun je in je verdere leven meer vooruit! Zeker als je ook nog een foto kunt tonen met de hele Nederlandse delegatie.

Als we dan denken dat het nu toch wel mooi geweest is, worden we opnieuw in het midden geroepen en ook het hele Ugandese bestuur verschijnt ten tonele. Mr. Okello kondigt aan dat er iets bijzonders staat te gebeuren. En dat gebeurt ook. Met heel veel woorden van lof en dank wordt ons een Appreciation Award for loving Kimasa community uitgereikt. De tranen schieten me in de ogen. 


Er wordt gegild en geklapt en te midden van dat tumult worden we door de uitzinnige menigte naar een van de gebouwen geleid, waar voor de eregasten het feestmaal wordt geserveerd. De dames hebben er echt werk van gemaakt met wel 10 gerechten: rijst, matoke, aardappels, posho, groentes, pindasaus, kip, rundvlees, een salade en een heerlijke fruitsalade.

Op het centrum vormen zich drie rijen en het zal wel even duren eer iedereen een bord gevuld heeft. Sommigen scheppen op ‘voor de hele week’ en na enige tijd komt de bodem van de pan in zicht. Er ontstaat lichte onrust als er alleen nog maar rijst en posho is en er dreigt een gevecht te ontstaan in een van de rijen. Met veel tact krijgt de staf alles weer onder controle. 

Ondertussen wordt de boom geplant. In de tuin is een plek uitgezocht waar hij alle ruimte heeft om te groeien. De voorzitters en het gemeenteraadslid verrichten de daad zonder vuile handen te maken.

 

Ze adviseren ons om te vertrekken ook al omdat ze zien dat we moe zijn. Het is over zessen als we het terrein verlaten en de auto opzoeken, die bij de school geparkeerd staat. Rond 19.00 zijn we thuis: 10 uur het 10-jarig bestaan van KisoBOKa gevierd. We nemen er een borrel op.



 Zondag 11 september.

Eigenlijk stond vandaag de finale van het voetbaltoernooi op het programma, maar dat hebben we al gehad. We besluiten te gaan kijken naar het onderkomen waar we vanaf de komende week verblijven: Casa Speciosa in Njeru. Het is het huis van een Nederlander, die niet aldoor in Uganda is. Het ligt aan de overkant van de Nijl in de wijk Njeru, een van de voorsteden van Jinja. Het huis lijkt een beetje op het huis dat we zelf bewoonden in Bukaja, een andere voorstad van Jinja. We maken kennis met de beheerders en maken verder afspraken.

We lunchen bij de Hangout, een voor ons nieuw complex van verschillende kleine restaurantjes in een aangename tuin. Er tegenover ligt Farmers Garden and Market. Die plek bezoeken we en daar ontmoeten we Michael, de manager. De tuin ligt er fantastisch uit met een hoeveelheid planten, groenten en bomen, die we hier zelden gezien hebben. Ze hebben er ook kippen en varkens, keurig verzorgd en stank loos. We zien hier het model van onze eigen Demonstratietuin in Kimasa en we praten met Michael over de opzet en de mogelijkheden dat hij onze boeren kan helpen en trainen. Hij is daartoe zeer gewillig, maar informeert tegelijkertijd of wij niet een stage aan de Landbouw Universiteit in Wageningen kunnen regelen. Dat zou kunnen, maar laten we eerst maar eens in Makenke starten. Hij belooft de komende week eens te komen kijken.

We hebben hem nog niet gezien.

Maandag 12 september.

We hebben een ontmoeting met de staf, d.w.z. met alle mensen die een ‘dienstverband’ met KisoBOKa hebben. Dat zijn 10 personen: de coördinator (Lydia), de social worker (John), de accountant (Isaac). Zij vormen de vaste staf. Ze worden geassisteerd door 2 trainers, een voor kledingmaken en een voor haarverzorging. Er is een parttime kok,  die zorgt voor de lunch voor de medewerkers en een nachtwaker, die vanaf 19.00 ’s avonds op het centrum slaapt en zijn rondes doet. Twee jongens verlenen allerlei hand-en spandiensten, zoals schoonmaken, het verzorgen van de geiten, varkens en kippen en werkzaamheden in de tuin. Daar is dan een vakkracht aangesteld die de proeftuin moet opzetten en de bewoners en boeren helpt bij tuintjes-aan-huis.

Een heel gezelschap dat ons graag een wensenlijstje wil voorleggen: salarisverhoging, betere lunch, reiskostenvergoeding….

We kappen dat gesprek vanaf het begin af en verwijzen hen naar het lokale bestuur. We leggen duidelijk uit dat we niet komen om veel te brengen, maar om te halen: hun ervaringen, hun zicht op de toekomst en vooral hun onderlinge samenwerking en de samenwerking met het bestuur. Daar blijkt nog wel wat aan te schorten en dat levert een open dialoog uit. We laten ze allemaal hun verhaal en ervaringen vertellen en we maken hun duidelijk dat we geen garantie kunnen geven voor de toekomst van hun banen. Dat het vooral aan hen zelf ligt hoe ze activiteiten kunnen ontwikkelen die wat meer geld inbrengen en ook meer ten dienste komen aan de gemeenschap.

Een vruchtbare ontmoeting.

We zouden in de middag nog de proeftuin bezoeken, maar heftige regen verhinderd dat en we zijn blij dat we de wijk uit komen zonder van de weg te raken en helemaal blij dat we weer veilig Kimuli cottages bereiken, waar we die avond zelf koken.

Dinsdag 13 september

We willen met de afzonderlijke stafleden gesprekken voeren om onze verwachtingen over en weer beter op elkaar af te stemmen én te kijken hoe we zaken kunnen vereenvoudigen om kosten te besparen.

Vandaag praten Rita en Willem met de verantwoordelijken voor de financiën: Lydia als beheerster van de kleine kas en Isaac, de pas benoemde accountant. De penningmeester komt niet opdagen.

We nemen de wijze van administreren door, de wijze van financiële verantwoording en komen al snel tot de conclusie dat dat veel simpeler kan. Zij hebben de indruk dat we alles precies willen weten, hoe duur de zeep is, wat ze uitgeven aan toiletpapier en dat leidt tot pagina’s lange verantwoording, waar we echt niet op zitten te wachten. Het enige wat wij willen is dat ze zo eerlijk en zuinig mogelijk begroten. Op basis van het ingediende werkplan bekijken wij welk budget we toekennen en dat is taakstellend. Extra uitgaven moeten óf binnen dat budget gevonden worden óf er moet een gemotiveerd verzoek of projectplan voor worden ingediend.

We maken – opnieuw – duidelijk dat de huidige verhouding organisatiekosten en activiteitenkosten (60% - 40%) onaanvaardbaar is dat dat minimaal omgedraaid moet worden en vooral kleine inkomsten genererende activiteiten ontwikkeld moeten worden. Daar zijn we het al snel over eens.

Jan en Paul bezoeken de markt in de stad en samen lunchen bij Dely in Mainstreet.

Daar worden we overvallen door een hevige regen- en onweersbui en binnen de korstmogelijke tijd staan alle straten in de City blank. Volgens de buienradar gaat die bui de hele middag duren en de lucht wordt alsmaar dreigender. Na een uur wagen we het er toch maar op, maar via de hoofdweg komen we de stad niet meer uit. Onder het spoorweg viaduct staat een enorme plas en doorgaand verkeer is niet meer mogelijk. We keren terug naar de stad en via een andere route slagen we er toch in om de hoger gelegen randweg te bereiken. Via weer een sluiproute omzeilen we de plassen bij Kimaka en zo bereiken toch weer veilig ons huisje in Budondo, waar we voorlopig de laatste nacht doorbrengen. Morgen verhuizen we naar Njeru, een voorstad van Jinja, aan de andere kant van de Nijl.

Nog even de opening:


 

 

 

DE LAATSTE WEEk

Dinsdag 27 september Als we op het centrum aankomen zijn er altijd wel wat dingen te bespreken. Er is een offerte gemaakt voor de bouw van...